4/5 volgende
lijn
  METEN  
     

Stel je voor dat je zou willen weten – meten – hoe het getij zich op een bepaalde plaats gedraagt. Hoe zou je dat aanpakken?

De eerste vraag is hoe lang je minimaal moet meten. Om iets te kunnen zeggen over het verval ter plaatse, moet je in ieder geval één keer hoog water en één keer laag water in de meetreeks opnemen. Omdat het twee keer per etmaal hoog en twee keer laag water is, zou je dus minstens een half etmaal (12 uur en 25 minuten) moeten meten.

Dan moet je een manier bedenken om de waterhoogte vast te stellen. Er zijn meerdere manieren, maar een die je eenvoudig zelf kunt uitvoeren en die bovendien niet veel kost is meten met behulp van een lange stok die je voorziet van een cm-verdeling en verticaal in het water zet. De schaalverdeling moet ten minste het verval bestrijken: zowel hoog water als laag water moet je op de meetschaal kunnen aflezen. De manier waarop je de stok in het water zet hangt vande situatie af. In het ene geval kun je de stok een eind de bodem in duwen (vanuit een bootje, want ook bij laag water moet er nog water staan…), en in het andere geval kun je de stok bijvoorbeeld langs een kade of steiger vastmaken. Het is natuurlijk belangrijk dat de hoogte van de schaalverdeling tijdens de hele meting gelijk blijft.

Wanneer je de meting netjes – lees: nauwkeurig – wilt uitvoeren, moet je voor de geplande duur van bijna 12½ uur minstens ieder kwartier de waterhoogte aflezen en noteren in een tabel. Soms is het lastig om de aflezing te doen door golven aan het wateroppervlak; in zo’n geval blijf je een aantal seconden kijken om te zien hoe hoog die golven zijn en vervolgens noteer je de gemiddelde waterhoogte.

 

Als je in de buurt van de kust bent, kun je bovenstaande metingen echt uitvoeren. Maak dan van de in de tabel genoteerde gegevens een grafiek (op millimeterpapier of met Excel).

 
8.

Als je de steropdracht niet hebt kunnen uitvoeren, maak dan een schets van hoe je denkt dat de grafiek eruit ziet. Ga zo nodig naar live.getij.nl voor voorbeelden. Geef aan wat je wel en wat je niet uit een zelf gemaakte grafiek kunt aflezen:

  wel niet
de hoogte van het water t.o.v. NAP    
de tijd tussen hoog en laag water    
het verval    
het effect van doodtij en springtij    
de gemiddelde waterhoogte    
 

De hierboven beschreven methode met een stok met schaalverdeling (ook wel peilschaal of baak genoemd) heeft een duidelijk bezwaar: er is iemand nodig om de waarnemingen te noteren, en dat is zelfs voor een enkele getijperiode al vrij veel gevraagd.

De metingen van waterstanden zijn tegenwoordig geautomatiseerd. Er zijn verschillende methoden, waarvan de eenvoudigste erg lijkt op de stok met schaalverdeling, maar nu voorzien is van elektrodes. De waterstand wordt automatisch verzonden naar een computer.

Rijkswaterstaat maakt voor haar meetnet met ruim 450 locaties gebruik van vlotters (zie plaatje) en radarniveaumeters.Wil je weten hoe die werken? Zie dan nl.wikipedia.org/wiki/Getijmeter

 
9.
Zoek voor Cadzand, Terschelling en een zelf te kiezen plaats de huidige waterstanden op met het meetnet van Rijkswaterstaat.


a.  Noteer voor de drie locaties de actuele waterstand.

b.  Klik op de locaties om de grafiek of de tabel te zien en vul ook de laagste en hoogste standen van de dag in met de bijbehorende tijden (die vind je in de tabel).

 
 
 
volgende